INTRODUCTIE
Voor me ligt de zesentwintigste druk van 'Het Slimme Onbewuste: denken met gevoel' van Ap Dijksterhuis. In het begin van hoofdstuk twee wordt gesproken over René Descartes als degene die met zijn 'ik denk, dus ik besta' adagium ervoor gezorgd heeft dat de lichaam en geest zijn gescheiden. 

Dijksterhuis spot ergens ook wat met Descartes over het idee dat er in de hersenen een verbinding zou zijn tussen het lichaam en de geest. Ik merk dat ik toch een goed woordje wil doen voor René Descartes, maar dan vanuit een noëtisch perspectief.

HET LICHAAM-GEEST VRAAGSTUK
Laat ik beginnen door te stellen dat iedereen zo zijn eigen realiteitsperspectief kan kiezen. Dijksterhuis stelt in zijn boek dat hij het bewustzijn ziet als iets tijdelijks dat na de dood ophoudt met functioneren net zoals het vermogen om te zien en te ademen.

In het lichaam-geest-vraagstuk is hij dus snel klaar: de geest is een tijdelijk verschijnsel dat door hersenactiviteit (of iets anders lichamelijks) ontstaat en vervolgens weer afsterft zodra het lichaam er de brui aan geeft. Vanuit een dergelijk perspectief is het logisch dat er wat spottend wordt gesproken over het idee van Descartes dat er in de hersenen, en wel in de pijnappelklier, een verbinding zou zijn tussen het onstoffelijke deel van de mens en het lichaam.

Dijksterhuis zegt: "De pijnappelklier was volgens Descartes echter het stoffelijke orgaan dat de informatie van het bewustzijn ontving. De pijnappelklier fungeerde als een soort antenne, hij zorgde voor de omzetting van informatie van het immateriële bewuste naar het materiële lichamelijke. 

Uiteraard klopte ook dit idee van Descartes niet, maar deze misser is hem niet aan te rekenen. Alle theorieën over waar precies in de hersenen het bewustzijn zetelt, zijn tot nu toe fout gebleken. We weten nu inmiddels wel dat we het bewustzijn niet op één plek moeten zoeken. 

Veel verschillende hersengedeelten lijken op een of andere manier betrokken bij het bewustzijn, en het verklaren van het  bewustzijn lijkt meer gezocht te moeten worden in de manier waarop hersenactiviteit plaatsvindt, dan in de plaats waar de hersenactiviteit plaatsvindt." (pp. 30-31)


DE GEESTELIJKE REALITEIT ERKENNEN
Als je echter een ander standpunt inneemt in het lichaam-geest-vraagstuk dan ontstaat er een andere realiteit. Er lijken steeds meer argumenten te komen die suggereren dan ons bewustzijn eigenlijk helemaal niet ìn de hersenen zit, maar eerder erbuiten, als een soort van veld.

De onderzoeken die aantonen dat er juist met minder hersenactiviteit sprake is van een hogere staat van bewustzijn is moeilijk te verklaren binnen het perspectief dat Dijksterhuis hanteert. 

Ook kan hij niet anders dan alle buitenlichamelijke en bijna-dood-ervaringen van mensen terzijde schuiven als onzin. Verschijnselen als bezetenheid en storingen door entiteiten zijn ook anomalieën binnen het extreem materialistische beeld dat Dijksterhuis lijkt te verdedigen.

Als René Descartes dan sprak over de mogelijkheid dat de pijnappelklier fungeerde als een soort antenne voor het bewustzijn was hij in zekere zin erg modern omdat hij een realiteit beschreef waarin er ruimte was van een sturend veld (in verschillende graden van bewustzijn afhankelijk van het niveau van de 'gebruiker') dat een volledig andere aard had dan de fysieke wereld. 

Binnen de epigenetica wordt steeds meer geaccepteerd dat onze genen worden aangestuurd door externe factoren. De quantumfysica heeft aangetoond dat de verwachtingen van de waarnemer invloed hebben op de resultaten van een onderzoek en er zijn inmiddels talloze onderzoeken gedaan naar de invloed van bewustzijn op materie en het lichaam. Binnen de realiteit die ik als hypothese hanteer lijkt een onstoffelijke factor een onmisbaar element.
 
Illustraties afkomstig van 'het lichaam-geest-vraagstuk' en Divine Vitality