Zoals blijkt uit Bruce Liptons  'De Biologie van de Overtuiging'  hebben mensen evenveel genen als knaagdieren waardoor  het verre van aannemelijk is dat de hoeveelheid verschillende genen een maat is voor de 'intelligentie' van het organisme. Immers, een rat heeft ongeveer net zoveel genen als wij, en toch zijn er de nodige verschillen. Waar komen de verschillen dan wel vandaan?


Een interessante nieuwe insteek levert de epigenetica. Deze benadering waarbij 'epi' verwijst naar 'besturing boven de genetica uit' houdt ook rekening met externe factoren die van invloed zijn op het genetisch materiaal zelf. 

Voorheen was het de gewoonte om genen te bestuderen zonder rekening te houden met de omgeving, die hoofdzakelijk bestaat uit eiwitten.

Je kunt je dan voorstellen dat onderzoekers als het ware de eiwittenlaag rondom het DNA eraf haalde om zo het werkelijke DNA te kunnen bestuderen. Nu begint steeds duidelijker te worden dat er een wederzijdse afhankelijkheid bestaat tussen het DNA en de eiwitten eromheen.

Lipton beschrijft deze relatie met behulp van een televisie-metafoor. De TV blijkt overigens een dankbare metafoor te zijn voor de beschrijving van allerlei verschijnselen zoals de mogelijke werking van de hersenen en het bewustzijn (Hersenen en de TV-metafoor)  en de mogelijke werking van morfo-genetische (DNA)- velden (Vermenging van morfogenetische velden)

Met betrekking tot de epigenetica vergelijkt Lipton het standaard TV-beeld met de eiwitfilterloze DNA-informatie. Zonder eiwitten zou je alleen het standaard beeld te zien krijgen, maar door een bepaalde manier van ordenen en bedekken zouden de eiwitten in staat zijn om het oorspronkelijke beeld zó te wijzigen dat er andere beelden (en dus ook andere eiwitten) worden geproduceerd.

Zoals je met een TV de kleuren kunt veranderen, de helderheid, de bolheid, het volume, het contrast e.d. zo kunnen dna-regulerende eiwitten ervoor zorgen dat er uit hetzelfde stukje genetische informatie allerlei andere eiwitten kunnen worden gemaakt. 

Met andere woorden: deze DNA-regulerende eiwitten (die volop aanwezig zijn in de celkern) bepalen voor een aanzienlijk deel welke genen worden gebruikt en welke niet. Lipton haalt onderzoeken aan waarbij maar liefst 2000 (!) of meer verschillende eiwitten kunnen worden gevormd op basis van een en dezelfde genetische blauwdruk [Bray, 2003; Schmucker et al. 2000].

Deze nieuwe epigenetische ontwikkelingen activeren op hun beurt natuurlijk wel weer interessante nieuwe vragen: als het niet het DNA is dat alle eiwitproductie bepaalt, maar als schijnbaar ook deze DNA-regulerende eiwitten het nodige in de eiwitproductiepap hebben te brokkelen, dan kun je je afvragen waar deze regulerende eiwitten hun wijsheid dan vandaan halen.

Bron: Bruce Lipton: De Biologie van de Overtuiging (hoofdstuk 2, pp. 72-76)

Literatuur:
- Bray, D. (2003) Molecular Prodigality. Science, 299, pp. 1189-1190
- Schmucker, D. Clemens, J.C. et al. (2000). Drosophila Dscam Is an Axon Guidance Receptor Exhibiting Extraordinary Molecular Diversity. Cell, 101, pp. 671-684.